BTW gevolgen verhoging verlaagd BTW-tarief van 6% naar 9% per 1 januari 2019

   
Op 15 november 2018 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met aanpassing van het verlaagd BTW-tarief van 6% naar 9%. Niets lijkt meer in de weg te staan aan de tariefswijziging. De behandeling van de voorgestelde tariefswijziging door de Eerste Kamer is voorzien voor 10 en/of 11 december 2018 en de stemmingen zijn voorzien voor 18 december 2018.
 
Goederen en diensten onder het verlaagd BTW-tarief
De goederen en diensten die vallen onder het verlaagd BTW-tarief staan vermeld in tabelpost 1 van de Wet Omzetbelasting 1968. In tabelpost 1a staan de goederen vermeld die onder het verlaagd BTW-tarief vallen en in tabelpost 1b staan de diensten opgesomd die onder het verlaagd BTW-tarief vallen. Klik
hier voor de link naar de tabelpost. Het gaat dan bijvoorbeeld om:
  • Goederen: voedingsmiddelen, dranken (exclusief alcoholische dranken), water, geneesmiddelen, boeken, tijdschriften, bloemen planten.
  • Diensten: sportactiviteiten, fietsenmaker, kapper, schilderen en stukadoren, personenvervoer, hotelovernachtingen, toegang tot dierentuinen, musea, pretparken, bioscopen en schoonmaakdiensten. 

Moment van leveren goed of verrichten dienst in 2018
Voor het bepalen welk BTW tarief van toepassing moet onderscheid gemaakt worden tussen de ondernemer die het kasstelsel toepast en de ondernemer die het factuurstelsel toepast. Voor zover hierna voorbeelden zijn opgenomen gaan wij uit van een kwartaal aangifte BTW.
 
Gevolgen bij toepassing kasstelsel
Bij toepassing van het kasstelsel is het moment waarop de betaling ontvangen wordt bepalend voor het BTW-tarief. Zorg daarom dat voor prestaties onder het verlaagd BTW-tarief die in 2018 verricht zijn ook in 2018 de betaling ontvangen wordt, zodat 6% BTW verschuldigd is. Prestaties onder het verlaagd BTW-tarief die in 2018 zijn verricht maar waarvan de betaling in 2019 ontvangen wordt, zijn belast met 9% BTW.
 
 
Gevolgen bij toepassing factuurstelsel
Voor ondernemers die het factuurstelsel toepassen moet onderscheid worden gemaakt tussen de situatie waarin aan een ondernemer/ rechtspersoon wordt geleverd en de situatie waarin aan een particulier wordt geleverd. 
 
Afnemer is ondernemer/ rechtspersoon
Ondernemers die goederen leveren of een dienst verrichten aan een andere ondernemer moeten daarvoor een factuur uitreiken.
 
Het moment waarop de factuur wordt uitgereikt (of, als dat eerder is, de vijftiende dag van de maand volgende op de maand waarin de levering/dienst is verricht) is beslissend voor de bepaling van het BTW-tarief. Op facturen die worden uitgereikt in 2018 en waarop prestaties die onder het verlaagd BTW-tarief vallen in rekening worden gebracht, moet 6% BTW worden vermeld.
 
Als een prestatie in december 2018 is verricht maar de factuur pas in 2019 wordt uitgereikt, dan is 9% BTW verschuldigd. Het is daarom aan te raden als de datum van presteren gelegen is in 2018 de factuur ook in 2018 uit te reiken, zodat niet- of beperkt aftrekgerechtigde ondernemers nog 6% BTW betalen in plaats van 9% BTW. Omdat volgens de wettelijke regeling uiterlijk de vijftiende dag van de maand volgende op de maand waarin de levering/dienst is verricht een factuur moet worden uitgereikt geldt voor leveringen/ diensten vóór december 2018 dat daarop steeds het BTW tarief van 6% van toepassing is.  
 
Let op!
Prestaties onder het verlaagd BTW-tarief die in december 2018 zijn verricht maar pas in 2019 worden gefactureerd zijn belast met 9% BTW. Voorkom dit door in 2018 de factuur uit te reiken. Op facturen die worden uitgereikt in 2018 moet 6% BTW in rekening worden gebracht.
 

Let op!
De factuur moet worden uitgereikt op uiterlijk de 15e dag van de maand volgende op de maand waarin de prestatie is verricht.
 
Voor diensten die door niet in Nederland gevestigde ondernemers worden verricht aan in Nederland gevestigde ondernemers en waarbij de BTW wordt verlegd naar de Nederlandse ondernemer geldt het BTW tarief dat van toepassing is op het moment waarop de dienst wordt verricht.
 
Voorbeeld:
A BV verkoopt op 10 december 2018 goederen aan X BV en reikt daarvoor op 8 januari 2019 een factuur uit. Op de factuur moet A BV 9% BTW in rekening brengen; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het 1e kwartaal 2019.
 
Voorbeeld:
A BV verkoopt op 10 november 2018 goederen aan X BV en reikt op 8 januari een factuur uit. Op deze levering moet A BV het 6% BTW-tarief toepassen omdat de factuur uiterlijk 15 december 2018 uitgereikt had moeten worden; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018. De datum waarop de factuur uiterlijk had moeten worden uitgereikt is beslissend.
 
Voorbeeld:
A BV koopt op 20 november 2018 diensten in van B. B is in België gevestigd. B reikt op 8 januari 2019 een factuur uit. A BV moet in de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018 bij vraag 4b 6% BTW aangeven.
 
Afnemer is particulier
Voor leveringen/ diensten aan een particulier is voor de bepaling van het BTW tarief het moment waarop de levering/ dienst wordt verricht doorslaggevend. Het moment van uitreiking van een eventuele factuur is niet van belang.
 
Voorbeeld:
A BV verricht op 10 december 2018 een dienst aan mevrouw S. Mevrouw S is particulier. Op 5 januari 2019 stuurt A BV een factuur aan mevrouw S. Op de factuur moet 6% BTW in rekening worden gebracht, omdat in dit geval het tijdstip waarop de prestatie verricht wordt het tarief bepaalt. Aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018.
 
Moment van leveren goed of verrichten dienst in 2019; vooruitbetalen in 2018
Bij vooruitbetalingen moet onderscheid worden gemaakt tussen een vooruitbetaling door een ondernemer/ rechtspersoon en een vooruitbetaling door een particulier. Voor wat betreft een vooruitbetaling door een aftrekgerechtigde ondernemer/ rechtspersoon is hierbij van belang dat volgens een
uitspraak van het Europese  Hof de BTW op vooruitbetalingen niet in aftrek mag worden gebracht als ten tijde van de vooruitbetaling onzeker is of het goed of de dienst uiteindelijk geleverd wordt.
 
Bij levering/dienst aan een ondernemer/rechtspersoon
In verband met de vooruitbetaling moet vóór het tijdstip van opeisbaarheid van de vooruitbetaling een factuur worden uitgereikt. Voor de BTW is dan het tijdstip waarop de factuur wordt uitgereikt of had moeten worden uitgereikt doorslaggevend. Om over de volledige vergoeding het 6%-tarief toe te kunnen passen moet de volledige vergoeding vooruit worden gefactureerd in 2018. Van belang hierbij is dat kunstmatige constructies waarbij vooruit wordt gefactureerd voor prestaties die na 1 januari 2019 worden verricht en betaald, door de Belastingdienst bestreden zullen worden.
 
Bij levering/dienst aan een particulier
Voor zover in 2018 de vooruitbetaling wordt ontvangen is het BTW tarief van 6% van toepassing. Voor zover de vooruitbetaling in 2019 wordt ontvangen is het BTW tarief van 9% van toepassing. Om over de volledige vergoeding het 6%-tarief toe te kunnen passen moet de vooruitbetaling/ontvangst volledig in 2018 plaatsvinden. De factuurdatum is niet van belang.
 
Voorbeeld:
A BV en B BV komen op 30 november 2018 overeen dat A BV een machine zal leveren aan B BV. De machine moet nog worden geproduceerd. A BV verzoekt B BV op 24 december 2018 om vooruitbetaling van de overeengekomen vergoeding en reikt daarvoor op die datum een factuur aan B BV uit. A BV ontvangt de vooruitbetaling op 10 januari 2019. A BV moet 6% BTW in rekening brengen op de factuur aan B BV; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018.
 
Voorbeeld:
Entertainmentbedrijf X BV verkoopt kaarten voor een theaterstuk dat in april 2019 plaatsvindt. X BV verkoopt enkele kaarten in het vierde kwartaal 2018, en het restant van de kaarten in 2019. De verkoop van kaarten die in het vierde kwartaal 2018 verkocht worden en waarvan de vergoeding in 2018 wordt ontvangen is belast met 6% BTW; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018. De kaarten die na 31 december 2018 verkocht worden is belast met 9% BTW. Het tijdstip waarop de vooruitbetaling ontvangen wordt is bepalend.
 
Voorbeeld:
De heer X boekt in december 2018 voor de tweede week juli 2019 een vakantieverblijf bij een vakantiepark. De heer X betaalt het gehele bedrag van de boeking in december 2018 vooruit. Het vakantiepark moet 6% BTW afdragen; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018. Indien en voor zover de vergoeding voor het verblijf in 2019 wordt ontvangen is over de vergoeding 9% BTW verschuldigd. Indien onzeker is of de betaling in 2018 of 2019 plaatsvindt doet het vakantiepark er verstandig aan voor de boeking in december 2018 met 9% BTW te factureren aan de heer X en, bij ontvangst van de vergoeding in 2018, een creditfactuur op te maken.
 
Tip:
Indien in 2018 een factuur wordt uitgereikt voor een prestatie in 2019 en waarbij onzeker is of voor de prestatie in 2018 betaald wordt, is het verstandig dat de ondernemer voor prestaties onder het verlaagde tarief met 9% BTW factureert. Bij ontvangst van de vergoeding in 2018 moet dan een creditfactuur opgemaakt worden.
 
Abonnement zoals tijdschrift-, bioscoop-, sport- en pretparkabonnementen.
Voor goederenleveringen en diensten die gedurende een zekere periode worden verricht geldt dat deze geacht worden te zijn verricht op het einde van de periode waarover (telkens) het abonnementsgeld is verschuldigd. In ieder geval wordt de prestatie geacht ten minste eenmaal per jaar te zijn voltooid.
 
Indien het abonnement is afgesloten door een ondernemer en achteraf een factuur wordt uitgereikt geldt het BTW-tarief van het moment waarop deze factuur is uitgereikt of had moeten worden uitgereikt.
 
Voorbeeld:
Een uitgever heeft met een advieskantoor een abonnement voor vakliteratuur gesloten. Voor de BTW wordt deze doorlopende prestatie geacht op 31 december 2018 voltooid te zijn. Als de uitgever op 10 januari 2019 een factuur uitreikt, moet de uitgever 9% BTW in rekening brengen; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het eerste kwartaal 2019. Als de uitgever de factuur op 28 december 2018 uitreikt moet 6% BTW in rekening worden gebracht; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018.
 
Indien een doorlopende prestatie over de jaargrens loopt, zoals een abonnement over de periode van december 2018 tot en met februari 2019, kan een particulier verzocht worden om abonnementsgeld in 2018 vooruit te betalen om nog het BTW tarief van 6% toe te kunnen passen. Bij ondernemers die de BTW niet of deels kunnen aftrekken is voor toepassing van het BTW tarief van 6% nodig dat in 2018 een factuur wordt uitgereikt. 
 
Voorbeeld:
Een particulier heeft een abonnement bij een sportschool waarvoor steeds per kwartaal vooruit wordt betaald. Indien voor het abonnement voor het tijdvak eerste kwartaal 2019 in 2018 vooruit wordt betaald is daarover 6% BTW verschuldigd; aan te geven bij vraag 1b van de BTW aangifte over het vierde kwartaal 2018.

Stroomschema

 

httpsgallerymailchimpcom9ba60c095e5af6b0f72787651images431200cf-725a-4bc2-a18c-cb5473e73654png

 

Actielijst ondernemer

  • Pas de boekhoudprogramma’s aan zodat vanaf 1 januari 2019 het juiste BTW-tarief in de administratie wordt toegepast en de BTW bij de juiste vraag van de BTW aangifte wordt verwerkt;
  • Zorg dat het juiste BTW-tarief op de facturen worden vermeld. Uit de administratie en de facturen moet duidelijk vast te stellen zijn of het 6%-tarief of het 9%-tarief van toepassing is;
  • Pas de kassasystemen aan op het verlaagd BTW-tarief van 9%;
  • Houd bij het opstellen van offertes voor prestaties in 2019 die onder het lage BTW-tarief vallen alvast rekening met het BTW-tarief van 9%; zet dan 6% BTW op de offerte en spreek met de klant af dat dit verhoogd wordt naar 9% op de factuur indien pas in 2019 betaald gaat worden. Dit kan opgenomen worden in de algemene voorwaarden of als onderdeel van de overeenkomst;
  • De BTW-verhoging kan worden doorberekend in de al lopende contracten, ongeacht wat hierover in het contract is opgenomen. In overeenkomsten opgenomen bepalingen die verbieden dat een BTW-verhoging wordt doorberekend aan de klant, zijn nietig;
  • Bepaal of prijzen verhoogd moeten worden. Particuliere klanten betalen een prijs inclusief BTW. De verhoging van de BTW kan worden doorberekend in de verkoopprijs waardoor de brutowinst gelijk blijft. Het gelijk houden van de prijzen kan een concurrentievoordeel opleveren maar verlaagd de brutowinst;
  • Ondernemers die geen recht op BTW-aftrek hebben of maar ten dele de BTW in aftrek kunnen brengen kunnen door de inkoop naar voren te halen en in 2018 te plannen de BTW-kosten beperken. 

Let op!
Producten die tegen het huidige 6%-tarief zijn aangekocht en die na 31 december 2018 geretourneerd worden, moeten met toepassing van het tarief van het 6% -tarief gecrediteerd worden. Bij vraag 1c van de BTW aangifte moet dan een negatief bedrag worden ingevuld.
  
Conclusie
Wees extra oplettend met het moment waarop een prestatie wordt geleverd waarop het verlaagd BTW-tarief van toepassing is, omdat per 1 januari 2019 het tarief wordt verhoogd naar 9%. Is het moment waarop de BTW verschuldigd is gelegen in 2018, dan is hierop 6% BTW van toepassing. Is het moment waarop de BTW verschuldigd is gelegen in 2019 dan wordt er met 9% BTW gerekend. Vooruitbetalingen in 2018 zijn met name voor niet aftrekgerechtigde ondernemers en particulieren een interessante optie.


(Bron: Van Vilsteren BTW advies)

 

Terug naar nieuws

Neem contact met ons op